Het Keltisch kruis is een kaartlegging die in de tarot gebruikt wordt. Het Keltisch kruis wordt ook wel het Bokaal en Staaf-legpatroon genoemd, waarbij de eerste 6 kaarten uit het patroon voor de bokaal staan en de laatste 4 kaarten voor de staaf. Het Keltisch kruis is door Arthur Waite in 1910 geïntroduceerd in de Rider-Waite Tarot. Sindsdien is het een van de meestgebruikte leggingspatronen die in de tarot gebruikt worden.
Bij een legging van het Keltisch kruis wordt er eerst een kaart gekozen die voor de persoon of het onderwerp staat waar informatie over wordt gevraagd. Traditioneel wordt die kaart op basis van astrologische correspondentie bepaald. Zo zal een man van middelbare leeftijd die geboren werd onder een van de vuurtekens (Ram, Leeuw, Boogschutter) voorgesteld worden door de Koning van Staven (het vuurelement), en een jonge Waterman-vrouw of man door de Schildknaap van Zwaarden (het luchtelement). Deze kaart wordt met de beeldzijde naar boven in het midden gelegd van het kruis, waarna er tien kaarten worden gelegd. Elke positie in het patroon heeft een eigen betekenis. De betekenis van deze posities is bij een klassieke legging als volgt (de kaartlegger spreekt daarbij traditioneel bij elke kaart een formule uit die de betekenis van een kaart in die positie verduidelijkt: